Bij het interview met Ingrid Robeyns over het limitarisme in NRC van 3 februari 2024
Het limitarisme moet opgevat worden als een onderdeel van een nieuwe filosofische visie op economie en samenleving die het neoliberalisme en kapitalisme zal veranderen en wijzigen naar een hechtere en meer egalitaire samenleving en een participatie-kapitalisme.
Dat participatiekapitalisme heeft vele facetten. Ik concentreer me hier op de maximalisering van rijkdom, dat het limitarisme voorstelt. Dit idee staat haaks op de uitgangspunten van het neoliberalisme. Het neoliberalisme is een ideologie die ten diepste de individuele vrijheid vooropstelt. Het kapitalisme staat voor de vrijheid van ondernemen en de accumulatie van kapitaal (lees rijkdom). Competitie is goed, ‘the winnar takes it all’ omdat de beste wint. Tegelijkertijd, wordt de rol van overheid gewantrouwd, streeft men naar een minimale overheid met minimale regels om de markt zo min mogelijk te verstoren. Het trekken van een bovengrens aan rijkdom is ondenkbaar in dit systeem.
De uitgangspunten van het neoliberale kapitalisme leiden onvermijdelijk tot ongelijkheid. Vermogenden zullen hun vermogen aanwenden om nog meer vermogen te vergaren. En omdat vermogenden altijd méér middelen hebben dan minder-vermogenden om vermogensgroei mogelijk te maken zullen de verschillen tussen vermogenden en minder-vermogenden altijd toenemen. Dat is het grote probleem van onze tijd. Het neoliberalisme en kapitalisme biedt ons meer welvaart maar óók meer ongelijkheid. En dat laatste is een gevaar.
In Europa volgen we daarom een meer gematigde vorm van het neoliberalisme en kapitalisme, waarbij de overheid reguleert en de winsten en vermogensgroei worden herverdeeld van rijk naar arm. Het nadeel van het Europese systeem is echter dat de herverdeling altijd een soort correctie achteraf is. Het principiële vertrekpunt is vrijheid en niet een (gelijke) verdeling. Vrijheid staat voorop, gelijkheid is een correctie op de vrijheid. Binnen het neoliberale frame is deze correctie eigenlijk onrechtvaardig (waarom moet ik belasting betalen?). Het is een noodzakelijk kwaad, en het is dan ook, volgens velen, gerechtvaardigd (legale) manieren te zoeken om die correctie te ontlopen. Feitelijk worden door dit systeem overheid en (de vrijheid van het) het individu voortdurend tegenover elkaar gezet. Het zijn antagonisten. De samenleving wordt niet op waarde geschat. En dat is gevaarlijk.
Een te grote rijkdom, te veel ongelijkheid is in verschillende opzichten gevaarlijk voor de samenleving. Het tast de sociale cohesie en stabiliteit aan. Het gaat hier niet enkel om afgunst gevoelens. Het is meer een kwestie van verhoudingen. Als een CEO een bonus van 23 miljoen euro verdient voor zijn werk, lijkt dat buiten alle perken. Alleen aandeelhouders (dus andere vermogenden) zullen het toejuichen, omdat in de meeste gevallen deze bonus duidt om meer winstgevendheid en dus meer rendement van hun aandelen. Maar de verhoudingen zijn zoek. Een CEO is geen supermens die 1000 x meer waard is dan iemand die 23 duizend euro verdient. Er lopen honderden Ronaldo’s rond op Aarde, maar er zijn maar een paar topclubs. Ronaldo heeft het geluk gehad, op de juiste plek en tijd te zijn, in het juiste milieu te zijn geboren, de juiste scouts te hebben ontmoet, etc etc. Maar een miljoenensalaris per maand staat in geen enkele verhouding meer tot zijn werk, hoe groot zijn talent ook is. Toch stelt niemand expliciete vraagtekens bij het bestaan van miljonairs, multimiljonairs en miljardairs. Het blijft in het neoliberale klimaat een aantrekkelijk perspectief. Iedereen waagt dan ook graag en gokje bij een loterij om ook in één klap miljonair te worden. Dat maakt het ook zo moeilijk rijkdom structureel ter discussie te stellen. Maar dat moet wel.
Een te grote rijkdom is een gevaar voor de democratie. Het grote geld schuift aan bij de macht en bepaalt in hoge mate de koers van een samenleving. En die koers is vooral gericht op behoud van de status quo wat tot nog meer ongelijkheid leidt. Een van de grootste gevaren van te veel rijkdom is dat het financiële systeem volledig wordt losgetrokken van de echte economie. Het verliest de ondersteunende functie aan de echte economie. Rijken blazen financiële bubbels om met geld nog meer geld te maken. De echte economie wordt ‘gebruikt’ als geldmachine. En dat maakt de samenleving zeer instabiel. Een ander gevaar van rijkdom is de verarming van het mensbeeld. De mens is slechts consument en producent. Dat zijn de enige rollen die tellen. Het maakt de samenleving hedonistisch, egocentrisch en materialistisch. Wat nog eens extra de sociale cohesie aantast.
Misschien wel het belangrijkste argument om de rijkdom te
maximaliseren in de klimaatcrisis. Rijken stoten de meeste CO2 uit. Door
rijkdom te maximaliseren verlagen we de CO2 uitstoot. Maar er is meer. De klimaatcrisis komt niet
uit de lucht vallen. Ze is is het rechtstreekse gevolg van de eenzijdigheid van
het neoliberale kapitalisme dat uitsluitend gericht is op productiviteitsverhoging,
waardoor welvaart en rijkdom ontstaat. Arbeid en natuur (de andere
productiefactoren) zijn volledig ondergeschikt aan het kapitaal (dat gebruikt
wordt voor technologische innovatie). Het belastingstelsel heeft deze eenzijdigheid
ondersteund door natuur ‘gratis’ te beschouwen, arbeid zwaar, en kapitaal niet
te belasten. Dit stelsel is niet langer houdbaar. De sociale problemen
(ongelijkheid) en milieuproblemen (klimaatopwarming) zijn te groot geworden. We
zijn op een punt aangekomen dat meer productiviteit de mens ongezond en
werkeloos dreigt te maken en de Aarde dreigt te vernietigen. Om te overleven
zullen we de economie moeten transformeren naar een circulaire economie.
Daardoor zullen de drie productiefactoren anders moeten worden belast. De
inkomstenbelasting is daarbij een blokkade. Ze vernietigt arbeid, belast de
arbeidsrelatie met een ongekende bureaucratie en blokkeert de overgang van materiële naar immateriële consumptie zoals onderwijs, zorg, kunst en cultuur.
Die laatsten zijn onbetaalbaar geworden omdat ze niet meebewegen met de
productiviteitseisen van het kapitalisme. Het is nodig dat arbeid lager belast
wordt en beter verdeeld, dat kapitaal zwaarder belast en rijkdom gemaximaliseerd
wordt en dat de grenzen van de natuur (CO2-uitstoot) strikte randvoorwaarden
worden voor de economie. We zullen de materiële consumptie moeten verminderen
en de immateriële consumptie moeten laten groeien. Hoe een passend belastingstelsel er uit kan zien leest op mijn tijdschrift site.
Maar het gaat niet enkel en alleen om een nieuw belastingstelsel. Het gaat om een nieuwe sociale filosofie en een totale sociale reorganisatie van de grote systemen in een samenleving. Hoeveel vertrouwen je ook hebt in de ‘groene technologie’, het is niet realistisch te denken dat de klimaatdoelen bereikt zullen worden binnen de grenzen van het huidige systeem. De klimaatcrisis vergt enorm veel samenwerking en die zal niet worden bereikt in het huidige neoliberale kapitalisme. Wat dat betreft heeft China de betere kansen de klimaatdoelen te halen dan in het Westen. Maar tegen een hoge prijs: een verwoestende onderdrukking van de individuele vrijheid. De VS zal falen door het primaat van de vrijheid. China zal sociaal falen door het primaat, de dictatuur van staat en de partij. In de VS is gelijkheid aanhangsel van de vrijheid. In China is vrijheid aanhangsel van de gelijkheid. Geen van twee systemen is toekomstbestendig. We dienen een nieuw systeem te ontwikkelen, dat een beter evenwicht tussen gelijkheid en vrijheid hanteert. In het participatiekapitalisme starten we structureel met verdelen, waarna ieder de vrijheid heeft zijn of haar ‘deel’ economisch te verhandelen. In dat beeld past ook de maximalisering van de rijkdom. Het grote plaatje is dat een maximumvermogen geen aantasting van de vrijheid maar een sociaal verdelingsmechanisme. Waardoor de samenleving, harmonischer, en sterker wordt, er meer samenwerking ontstaat en de enorme uitdaging van de transformatie naar een cyclische economie een reële kans van slagen heeft.
Reacties
Een reactie posten